HET EIGENE VAN EEN KERKDIENST
Fragment uit een referaat
Stel, u krijgt een foto in handen van een mooie vrouw. Of een mooie man, zo u wilt. Uw oog gaat heel de gestalte langs. Het is juist het totaalplaatje dat haar zo mooi maakt. En dan komt er iemand, die u de foto afneemt, de schaar er in zet en u steeds alleen maar een stukje geeft: een voorhoofd, een arm, een borst, een heup….enz. Dan wilt u toch die hele foto weer terug? Alleen in het totaal ziet u de schoonheid van deze vrouw of man.
Een gedicht, een lied, is als zo’n vrouw of man. Zorgvuldig samengesteld als een eenheid, waarbij het ene woord het andere uithaalt. Waarbij de beeldspraak zich gaandeweg, liever zingenderwijs ontvouwt, als een bloemknop. Waarbij de ene strofe de gedachtegang van de vorige voortzet. Alleen poëtische barbaren gaan daar met zevenmijlslaarzen doorheen of hebben het lef er de schaar in te zetten.
Mijn hart krimpt ineen, wanneer ik ergens zie hoe de schaar gezet wordt in een lied van mijn hand. Couplet voor couplet rolt het lied voorbij, zelden foutloos overgetikt – zonder dat het hele ‘plaatje’ nog zichtbaar is. Hoe kan ik dan ooit nog de hele poëtische gestalte van het lied in het zicht krijgen? Vergelijkbaar is het om te denken, dat je een goed zicht op Nederland krijgt aan de hand van een TomTom, en dus de landkaarten maar afschaft.
En als dan ook nog een voorganger een eigen selectie uit de strofen heeft gemaakt, – met altijd wel het laatste waar alles op zijn pootjes terecht komt – ervaar ik dat als een dubbele verminking in hapklare brokken.
Eigenlijk vind ik het een beetje kindermoord….. Maar het zijn dan ook mijn kinderen.
U begrijp, ik doel hier op het gebruik van een beamer. Dat wonder van techniek, dat ons in staat stelt met opgeheven hoofd te zingen. Een variant op het ‘uit de muur eten’….
Binnenkort verschijnt er een nieuw Liedboek. Heel de kerkzanggeschiedenis door gebeurt dat zo ongeveer om de veertig jaar. Er zijn nu al mensen, die zeggen: dat hoeft toch niet meer in boekvorm uitgegeven! Dat kopen we toch niet meer. ‘Bij ons’ doen we alles op de beamer….. Wat een armoe, denk ik dan. Er wordt geen Schrift meer zichtbaar ‘geopend’, geen kind kan onder de preek nog bladeren in het Liedboek. ( Het mag trouwens helemaal niet meer blijven zitten onder de preek)
Een Bijbel en een Liedboek zijn méér dan alleen ‘gebruiksvoorwerpen’. Zulke Boeken zijn ook symbolen. En daarom moet je ze kunnen zien, in je hand kunnen houden. Ze maken zichtbaar wat wij delen, gezamenlijk hebben. Ze bevatten de bronnen, waaruit we samen blijven putten.
Een lezenaar is dan ook meer dan zomaar een onderdeel van het kerkmeubilair. Hij is eveneens symbool van de centrale plaats van het Boek.
Wanneer nu het zogenaamd ‘praktische’ in de eredienst boven het esthetische en het poëtische wordt verheven, het nuttige boven de inhoudelijke gedachte, is ook de kerkdienst inderdaad, als kind van zijn tijd, een wegwerpproduct geworden. Even vluchtig als wij zelf… een naam op een ‘veegtelefoon’…